Karel en Jean-Jacques De Gucht (Open VLD) over de slangenkuil die Wetstraat heet
‘Toen hij achttien was, waren we het over zowat alles oneens’, zegt minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (55) over zijn zoon Jean-Jacques. Zeven jaar later voert Jean-Jacques op 7 juni de Oost-Vlaamse Open VLD-lijst aan en zijn vader en zoon het al over veel meer zaken eens.
‘Mocht ik de erfelijke democratie willen installeren, dan zou mijn tweede zoon ook aan politiek doen.’
Karel De Gucht
Het gaat er soms bikkelhard aan toe in de politiek. Mocht Jean-Jacques De Gucht (25) dat nog niet weten, dan heeft hij het de jongste weken ten volle ondervonden, toen bekend raakte dat Jean-Marie Dedecker een privédetective inschakelde om de financiële situatie van de familie De Gucht door te lichten. De LDD-voorzitter had namelijk een tip gekregen dat er bij de verkoop van het gerechtsgebouw in Veurne wel eens ontoelaatbare zaken gebeurd konden zijn.
Was dit de donkerste week die u al meemaakte als politicus?
Jean-Jacques: ‘Neen. Ik vind het wel een bizarre affaire. Het gerecht en de politie doen niks, de journalisten doen niks, dus ik móést wel ingrijpen, verklaart Dedecker. Maar zo’n retoriek stamt uit de jaren dertig, toen het fascisme opgang maakte. Beangstigend.’
Karel, u vroeg zich ooit af of uw zoon niet te gevoelig was voor de politiek. Is hij wel hard genoeg om dergelijke aanvallen te pareren?
Karel: ‘Ik had er mijn bedenkingen bij. Maar ik zie hem intussen functioneren, en ik heb de indruk dat er in zijn genetisch materiaal een erg groot stuk van mij en van mijn vrouw (politierechter Mireille Schreurs, nvdr.) zit, en die combinatie is niet al te zacht. Een interessante testperiode was de lijstsamenstelling. Als lijsttrekker word je wel met een en ander geconfronteerd. Ik heb de indruk dat hij daarvoor zeker níét te zacht is.’
Verdiende Jean-Jacques dat lijsttrekkerschap wel?
Karel: ‘U gaat er precies van uit dat ik hem die plaats heb gegeven. Weet u: in 2007 is Jean-Jacques vanop de tiende plaats op de Senaatslijst verkozen op basis van zijn voorkeurstemmen. Jean-Jacques wordt nu inderdaad op jonge leeftijd in het bad gegooid. Maar je moet lef hebben om die lijst te durven trekken.’
Mag u de lijst trekken? Of is het een kwestie van moeten?
Jean-Jacques: ‘Ik ben daarvoor gevraagd, maar niet door mijn vader. Hij heeft me wel raad gegeven, maar me verder vrij gelaten. Op 7 juni krijg ik van de kiezer mijn rapport.’
Kandidaat-lijsttrekkers in Oost-Vlaanderen had Open VLD nochtans genoeg. Ex-minister Fientje Moerman zou niet wijken, maar moest zich uiteindelijk toch met de tweede plaats tevredenstellen. Hebt u haar arm moeten omwringen?
Jean-Jacques: ‘U vergist zich. We hebben de zaak, samen met Fientje en Filip Anthuenis (ook kandidaat-lijsttrekker, nvdr.), rustig besproken in een restaurant. Mijn jeugdigheid, gekoppeld aan de ervaring van Fientje en Filip, geeft die lijst extra schwung. We willen tonen dat Open VLD met jonge mensen bezig is.’
Dat u de lijst trekt, is toch een uiting van de ‘erfelijke democratie’, de term die Fientje Moerman ooit lanceerde?
Karel:(antwoordt voor zijn zoon) ‘Neen. Als ik de erfelijke democratie zou willen invoeren, dan zou mijn oudste zoon Frédéric ook aan politiek doen. Maar die heeft daar absoluut geen zin in. Ik zie niet goed in waarom Jean-Jacques, die zo door de microbe is gebeten, niet aan politiek zou mogen doen, omdat zijn vader dat ook al doet. Een rare redenering. Het is toch niet verwonderlijk dat wie opgroeit in een politiek milieu, daar een duidelijke visie op heeft. Mijn oudste zoon zegt: Heel mijn leven bekritiseerd worden, ook al werk je dag en nacht, neen, dat is niet aan mij besteed. Terwijl Jean-Jacques er een uitdaging in ziet, en er zijn leven aan wil wijden.’
Jean-Jacques was toch geen lijsttrekker geworden als hij Vande Velde of Pimpersele zou heten?
Jean-Jacques: ‘Maar dan had die Jean-Jacques bij de vorige verkiezingen ook niet zoveel stemmen gehaald vanop de tiende plaats op de Senaatslijst en had hij in het parlement of zijn partij niet kunnen tonen wat hij in zijn mars heeft.’
Karel: ‘Op korte termijn is het natuurlijk een voordeel als je vader of moeder zo bekend is. Maar op lange termijn is het een groot nadeel. Het is bijzonder moeilijk om van dat brandmerk zoon van af te geraken. In vorige generaties zijn er al genoeg voorbeelden geweest van een zoon die lang niet hetzelfde bereikte als de vader.’
Jean-Jacques, uw vader is vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken en was ook al partijvoorzitter. U moet al premier worden om het beter te doen.
Jean-Jacques: ‘Zelfs als ik premier word, zullen sommigen nog zeggen dat ik dat aan mijn vader te danken heb. Maar het is niet mijn bedoeling premier te worden. Ik wil wel zaken veranderen, mensen overtuigen dat mijn ideeën belangrijk zijn.’
Intussen zijn ook zoon en dochter De Croo in de politiek actief, staat Eva Vanhengel (de vriendin van Jean-Jacques, nvdr.) op de lijst als dochter van Brussels minister Guy Vanhengel, en mag Egbert Lachaert zich als eerste opvolger klaar houden om het parlementszitje van zijn vader over te nemen. Volgens Patricia De Waele, die naar Lijst Dedecker overstapte, tasten die ‘familiedynastieën’ de geloofwaardigheid van de politiek aan.
Karel: ‘Politiek is vandaag een permanente strijd om geloofwaardigheid. Veel mensen kijken neer op politici. Ik begrijp dus de reactie van mijn oudste zoon. Maar zelf vind ik het een fascinerend beroep. De politiek heeft nood aan professionals, aan mensen die hun métier kennen. Het is niet met de losse flodders van populisten dat je de maatschappij van de 21ste eeuw gaat besturen.’
Hebt u iets om op terug te vallen, Jean-Jacques?
Jean-Jacques: ‘Nog niet. Ik heb een diploma als agoog. Dat is een brede opleiding waar je veel richtingen mee uit kunt. Ik had ook het plan om een kunstgalerij te openen. Maar je moet daar personeel voor engageren, dat kost enorm veel geld. Dus dat ligt moeilijk.’
Waarover waren jullie het oneens tijdens politieke discussies thuis?
Karel: ‘Toen Jean-Jacques achttien was, waren we het over zowat alles oneens. Ik herinner me hevige disputen waarbij Jean-Jacques zich heel ideologisch opstelde en vond dat het de plicht was van elke mens om liberaal te denken. Terwijl ik vind dat mensen niet zozeer met ideologie bezig zijn maar wel met de praktische problemen in hun leven. Maar uiteraard kijk je op je achttiende anders naar politiek dan op je 25ste, zeker als je lijsttrekker bent.’
Vandaag bent u het niet meer over alles oneens?
Karel: ‘Ik heb de indruk dat we naar mekaar toegroeien.’
Jean-Jacques: ‘In beide richtingen dan wel, hé.’
Reageerden jullie niet een beetje te heftig op die heisa met Dedecker? Tenslotte heeft de detective in kwestie alleen zakelijke gegevens uitgeplozen. Die is u niet in uw tuin komen bespieden.
Karel: ‘Het is niet omdat Dedecker dat zegt, dat het ook zo is. Of ze nu in mijn tuin zijn komen spioneren of niet, is irrelevant. Wat telt is de vraag of het normaal is dat een politicus detectives achter een tegenstander aan stuurt. Want dan overschrijd je een psychologische drempel, en ga je later almaar verder over die lijn. Waarom zou je de betrokkene uiteindelijk niet ook in zijn privéleven gaan bespieden?’
U zei al dat u niet met Dedecker samen aan een regeringstafel wil zitten. Dat betekent toch in de praktijk een cordon sanitaire rond LDD?
Karel: ‘Ik heb zeer duidelijk gezegd dat ik met die man niet aan een regeringstafel ga zitten. Ik doe dat niet. Punt. Maar ik gun hem niet het comfort van het cordon sanitaire. Als niemand nu nog een mogelijke regeringsdeelname van LDD ziet zitten, heeft Dedecker dat zelf in de hand gewerkt.’
Zou u samen met hem in een regering willen, Jean-Jacques?
Jean-Jacques: ‘De kiezer zal beslissen welke coalities mogelijk zijn. Dedecker beweert economisch liberaal te zijn. Maar als je acties onderneemt zoals hij, ben je geen liberaal. Dedecker is een opportunistische populist.’
Gaat die detective-affaire hem stemmen kosten?
Jean-Jacques: ‘Koddig dat u die vraag stelt. Alsof Dedecker nu in een hoekje geduwd wordt. Ik ben er niet mee bezig of hem dat stemmen gaat kosten. Ik stel wel de vraag of zijn manier van politiek bedrijven de juiste is.’
Misschien wordt Dedecker nu wel de spilfiguur van de verkiezingen.
Karel: ‘U moet zich veeleer afvragen waarom sommigen Dedecker, tegen de feiten in, verdedigen. Met zowel zijn privéschandalen als de politieke puinhoop die zijn partij is. Mocht een gevestigde partij dat overkomen, dan zou u eens wat zien!’
U bedoelt dat de media met twee maten werken?
Karel: ‘Wat Dedecker betreft: zonder meer. De media vinden het goed dat hij stemmen afpakt van het Vlaams Belang. Maar dan moet men zich wel afvragen wat Dedecker zelf doet. Hij stuurt detectives af op tegenstanders. Wat is daar de politieke meerwaarde van?’
U gunt Dedecker zelfs niet de eer dat hij als eerste het Vlaams Belang een verkiezingsnederlaag toebracht?
Jean-Jacques: ‘Is het dan zo fantastisch als de ene populistische partij stemmen afpakt van de andere?’
LDD is voor u dus van hetzelfde allooi als Vlaams Belang?
Jean-Jacques: ‘Dat zeg ik niet, want dat zou zijn Calimerogehalte alleen maar doen toenemen.’
Karel: ‘Ik heb nooit gezegd dat Dedecker een fascist is. Hij is een populist. Hij vist wel in hetzelfde reservoir als het Vlaams Belang. Hij heeft ooit gezegd dat zijn programma ook vuil genoeg moest zijn. Gerolf Annemans (Vlaams Belang) zei ooit hetzelfde.’
Maar Dedecker hanteert wel fascistische methódes, zegt u.
Karel: ‘Er is een wezenlijk verschil tussen Dedecker en Filip Dewinter. Plaats Dewinter terug in de Tweede Wereldoorlog en die wordt gevaarlijk. Dedecker is een brutale vlegel die denkt dat alles is toegelaten. Hij promoot een soort Wild West-maatschappij waarin vooral zijn eigen vrijheid telt. Zijn programma is een lappendeken vol tegenstrijdigheden. Dat is alleen maar buikgevoel. Als fenomeen is dat boeiend, maar politiek koop je er niks voor.’