Geachte professor Devisch,
In De Standaard van 26 april reageert u op het opiniestuk van Wim Distelmans en mezelf over euthanasie (21 april) en dat van ouderenpsychiater An Haekens (20 april). Ik juich toe dat het debat over de uitbreiding van de euthanasiewet wordt afgetrapt, maar betreur dat het op deze manier gebeurt. Alle clichés zijn blijkbaar goed genoeg om nochtans overduidelijke vertragingsmaneuvers te camoufleren.
U lijkt te impliceren dat het engagement van mijzelf en mijn partij slechts anekdotisch is. Heeft u dan de verschillende wetsvoorstellen en realisaties inzake euthanasie over het hoofd gezien? Nogmaals: ik heb altijd gepleit voor een publiek debat waarbij experten betrokken worden, zoals we ook in het verleden altijd gedaan hebben. Het feit dat een programma als “Restaurant Misverstand” de tongen roert, bewijst toch net dat de maatschappij nood heeft aan een open debat?
De kern van de zaak is als volgt: mensen met een verworven wilsonbekwaamheid die ondraaglijk psychisch en/of fysiek lijden, kunnen vandaag geen aanvraag tot euthanasie indienen. Zelfs als ze dit in een wilsverklaring zo hebben neergepend, wordt hun wil genegeerd. Die onrechtvaardigheid wil ik rechtzetten. Maar columns zoals de uwe vergiftigen het debat. Niet alleen omdat zij doelbewust naast de kwestie blijven, maar ook omdat de discussie zodanig gemanipuleerd wordt dat het alleen maar lijkt te gaan om iedereen met een hersenaandoening te kunnen euthanaseren. Dit kan tellen qua intellectuele oneerlijkheid!
Waarom durven tegenstanders van euthanasie dat eigenlijk niet openlijk toegeven? Liever verschuilen ze zich met de schijn van onpartijdigheid achter het argument van evaluatie. Maar de huidige wetgeving wordt al casus per casus geëvalueerd. Voorstanders van (uitbreiding op) euthanasie worden net niet afgeschilderd als roekeloze cowboys die zouden handelen zonder enig kader of houvast. Maar het is net de situatie rond palliatieve sedatie, waaraan het aan elk controlemechanisme en monitoring ontbreekt, dat reden tot bezorgdheid geeft. Vandaar mijn pleidooi om de huidige pluralistische(!) euthanasiecommissie om te vormen naar een commissie levenseinde. Niet alleen om ook palliatieve sedatie in kaart te brengen en aan dezelfde controlemechanismen als euthanasie te onderwerpen, maar ook om zowel rechten van de artsen als die van de patiënten te beschermen. Maar daar zwijgt u gemakkelijkheidshalve over.
Bovendien lijken de feiten van ondergeschikt belang. Uw voorstel tot gedeelde beslissingen klinkt dan misschien wel goed. Maar u gaat eraan voorbij dat vandaag al meerdere artsen betrokken zijn bij iedere individuele euthanasieaanvraag. De opmerking over tien psychiaters en tien standpunten overstijgt nauwelijks het niveau van cafépraat. Met dit verschil dat het op café duidelijk is wanneer iets om te lachen is bedoeld. Weet u eigenlijk wel waarover u praat? Uw terloopse vraag of de familie niet betrokken moet worden, tart alle verbeelding. Blijkbaar is het een wereldschokkend iets als je denkt dat iedere mens voor zichzelf het beste weet wat voor hem of haar de beste keuze is inzake levenseinde. Je mag een dergelijke beslissing echt niet als last op de schouders leggen van familieleden. U vraagt met alle trucen van de foor aandacht voor problemen met de huidige wetgeving die er niet zijn of al zijn aangepakt. In feite misbruikt u het argument van bezorgdheid om het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt te kapittelen. Het is dus op zijn zachtst gezegd verontrustend dat u uitgerekend in dit debat zonder enige schaamte de emokaart speelt. U ondergraaft paradoxaal genoeg de wilsbeschikking die u beweert te verdedigen. Net als Haekens, haalt u het argument aan van “the then self” en “the now self”. Oftewel de persoon die de patiënt was op het moment dat de wilsbeschikking werd opgesteld en de mens die hij of zij nu is. U probeert hier een delicate, medische situatie te verheffen tot een onoverkomelijk filosofisch probleem om zo besluiteloosheid als wijsheid te verkopen.
Daarnaast klampt u zich ook vast aan de valse tegenstelling tussen goede zorg voor mensen met een hersenaandoening enerzijds, en een uitbreiding van de wetgeving middels de wilsbeschikking anderzijds. In welke wereld staan goede zorg en een uitbreiding van de euthanasiewet elkaar in de weg? De suggestieve ondertoon dat problemen in de zorgsector zelfs veroorzaakt worden door de vraag om een uitbreiding, is wel een heel straffe jezuïtenstreek.
Het gaat er juist om dat je als patiënt en als individu de vrije keuze hebt. Zij die geen euthanasie wensen, worden in hun keuze gerespecteerd. Dit contrasteert met mensen die wel om euthanasie gevraagd hebben, maar in de kou blijven staan. Dat is het échte verschil.
Met vriendelijke groet,
Jean-Jacques De Gucht